Home
Vereniging
Bestuur
Rassen
Rijnlander
Japanner
Eksterkonijn
Clubcompetitie
1e clubshow
2e clubshow
Fokkersdag
Tekeningrassendag
Lid worden?
Links
Behaalde successen |
Rijnlander
De
Rijnlander, kleur zwart-geel
De Rijnlander zwart-geel is ontstaan in Duitsland. Postbode Heintz uit
Grevensbroech in het Rijnland was de maker van het ras. Hij gebruikte
wildkleurige gevlekte rasloze konijnen en Japanners. De eerste dieren
waren wit
met wildkleurige en gele vlekjes. Later is de zwarte Papillon
ingekruist om de
zwarte kleur intensiever te krijgen. In
1919 werd dit
ras in de standaard van de Nederlandse
Konijnenfokkers Bond
(NKB) opgenomen.
De
Rijnlander, kleur blauw-geel
De heer L. Boers was degene die de blauw-gele kleur op
de Rijnlander heeft gefokt nadat deze geheel was verdwenen.
Hij deed dit door een klein uitgevallen blauwe Lotharinger voedster te
kruisen
met een zwart-gele Rijnlander. Na enkele jaren waren de blauw-gele
Rijnlanders
een feit. In 1987 is deze kleurslag erkend en in de standaard
van de NKB
opgenomen.
Land
van oorsprong: Duitsland.
In Nederland erkend sinds 1 Oktober 1919 (zwart) en 1 Maart 1990
(blauw).
Standaard:
1. Type, bouw en stelling:
Het lichaam is matig gestrekt. De bouw is goed gevuld in voor- en
achterhand.
De benen zijn fors en niet te lang. Het ras is middelhoog gesteld. Een
juiste
stelling toont de aanwezige rasadel. De kop is krachtig ontwikkeld met
brede
snuit, kaken en wangen. De oren zijn stevig van structuur met
lepelvormig
afgeronde oortoppen, zijn goed behaard en worden V-vormig gedragen. De
oorlengte is 11-13 cm, ideaal is 12 cm. Het geheel in harmonie met het
lichaam.
Een geringe wamaanzet of halskraagje is alleen toegestaan bij
overjarige
vrouwelijke dieren.
2. Gewicht:
Het gewicht is 3,00 tot 4,00 kg.
3. Pels en pelsconditie:
De pels is van normale lengte, dicht ingeplant en heeft een normale
hoeveelheid
onderhaar.
Ideaal is een geheel doorgehaarde pels zonder een dun behaard of kaal
plekje.
De pels moet glanzend en aanliggend zijn. Verharing herkent men
duidelijk aan de
oude afstervende haren en het nieuwe krachtige gekleurde haar, dat al
is waar
te nemen. Niet enkele in het rond vliegende haren, maar flink loslatend
haar is
als verharing te beschouwen. Een fraaie pels moet aan de volgende
voorwaarden
voldoen:
- Het
haar moet regelmatig van lengte zijn,
- Het
haar moet goed aanliggen,
- De
verhouding grannen-, dek- en onderhaar moet fraai zijn,
- De
elasticiteit van de grannen- en dekhaar moet stevig zijn,
- De
pels moet glanzen,
- De
pels moet volledig doorgehaard zijn,
- Bij
inblazen mag de huid niet waarneembaar zijn.
4.
Koptekening:
Vlinder:
De vlinder, waarvan de vleugels de onderkaak zeer dun omzomen, bestaat
uit twee
gelijke en gelijkvormig afgeronde vleugels, welke op beide zijden van
de snuit
liggen in beide mondhoeken eindigen en strak begrensd zijn.
Doorn:
De doorn is aan de bovenzijde fraai afgerond en bevindt zich op het
midden van
de neusrug. De ideale lengte van de doorn is ongeveer 1,25 cm.
5.
Lichaamstekening:
Aalstreep:
De aalstreep begint direct achter de oren in de nek en
loopt, zonder enige
onderbreking, als een strak begrensde streep over de rug tot aan de
staartbasis. Hoe gelijkmatiger en strakker deze streep is hoe beter. De
ideale
breedte van de aalstreep is ongeveer 2,5 cm. De bovenzijde van de
staart heeft
zoveel mogelijk dezelfde kleur als de aalstreep en vormt zodoende de
voortzetting daarvan tot aan het uiteinde van de staart.
Zijdetekening:
De vlekken van de zijdetekening zijn op beide zijden van het lichaam
regelmatig
verdeeld en gelijk in aantal. Ideaal is 7 tot 8 ronde en strak
begrensde
vlekken met een middellijn van ongeveer 2,5 cm op elke zijde. Slechts
die
vlekken tellen mee die minstens 3 cm van de aalstreep verwijderd staan,
zodat
er tussen aalstreep en zijdetekening een vrij wit kleurveld overblijft.
Ook
mogen ze niet te dicht bij elkaar staan of samenhangend zijn. De
zijdetekening
zit op de achterste helft van het lichaam. De tekening welke daarvoor
zit,
wordt als kettingtekening beschouwd.
6.
Kleur:
De
kleur is wit, waarop het hierboven omschreven tekeningbeeld in
de kleuren zwart en roodgeel. Een dier toont dus drie kleuren namelijk,
wit,
zwart en roodgeel. In alle tekeningbeelden komen de beide kleuren zwart
en
roodgeel helder uit, met uitzondering van de wangstippen.
De zijdetekening bestaat bij voorkeur uit tweekleurige vlekken.
Gestreefd wordt
naar een open zijdetekening en daarom mag deze ook bestaan uit zwarte
en
roodgele vlekken. De kleuren zijn strak begrensd en vloeien niet in
elkaar
over. De kleurvlekken zijn vrij van witte haren en schimmel. De
oogkleur is
donkerbruin. De nagels zijn kleurloos. De snorharen hebben de kleur van
het
tekeningbeeld waarin ze staan.
Het tekeningbeeld is ook erkend in de kleuren blauw en geel. Hiervoor
wordt in
de boven beschreven tekeningbeeld in kleuren zwart en roodgeel, zwart
vervangen
door intens blauw, roodgeel door geel en de donkerbruine oogkleur door
blauwe
oogkleur.
7. Lichaamsconditie en verzorging:
Het spreekt vanzelf dat op een tentoonstelling of
keuring het konijn in de
beste conditie aanwezig moet zijn. Het lichaam is goed bevleesd en
gespierd en
voelt hard aan. Slappe, magere of te vette dieren zijn ongewenst. De
nagels
zijn regelmatig en evenwijdig met het loopvlak geknipt, zonder het
''leven'' te
raken, ook de duimnagels. Het gehele dier, met name de pels, de
voetzolen, de
nagels, de binnenzijde van de oren, de geslachtsdelen en rondom de anus
moet
schoon zijn. De pels is vrij van klitten. Het oog is helder en tintelt
van
levenslust. Een dier dat aan een keuring mee doet, dient goed getraind
te zijn,
zodat de aanwezige rasadel door een goede stelling wordt getoond.
Lichte fouten:
Geringe afwijking in type. Geringe afwijking in bouw.
Scheve, gespleten,
iets korte, iets lange, iets splitse fo iets platte doorn. Iets diep
uitgeneden
doorn aan de vlinder. Ontbreken van de onderkaakomzoming. Onscherp
belijnde
vlindervleugels, zoals uitlopers en haakjes. Ongelijke vnidervleugels.
Gesloten
vlinder op de onderkaak. Gekleurd vlek(je) op onderkant kin binnen de
lijn van
de vlindervleugels. Oogringen ongelijk van grootte, niet strak belijnd,
iets breed
of iets hoekig. Oogringen welke iets hoog naar de oren oplopen, of iets
diep
naar de vlinder afzakken. Wit vlekje in bovenzijde oogring. Iets hoog
liggende
wangstip of wangstippen. Wangstippen ongelijk van grootte. Twee
éénkleurige
(zwart of roodgeel) wanstippen. Oorbegrenzing, welke iets hoog begint,
maar nog
geen 2 cm van de oorbasis verwijderd is. Witte vlekjes op de oren bij
de
ooraanzet en die zich niet hoger dan 2 cm van de oorbasis op de oren
bevinden.
Plotselinge verbreding van de aalstreep. Uitlopers, niet groter dan
3cm, aan de
aalstreep. Losstaande vlekjes bij de aalstreep. Wit vlekje in de nek en
voor de
schouderbladen. Wit vlekje, streepje of iets lichte kleur bovenzijde
staart.
Niet gelijkvormige zijdetekening. Zijdetekening die iets ver naar de
aalstreep
oploopt of iets laag geplaatst is. Iets ijle of iets samenhangende
zijdetekening. Opgesloten witte pluis in zijdetekening. Gekleurde
broek-of
buikvlekken. Aalstreepvorming op de buik. Eén of meer
vlekken op de
achtervoeten. Niet intense kleur van de tekening. Enkele witte haren in
de
tekeningbeelden. Iets licht oogkleur. Gekleurde nagel(s) an de
achterbenen.Iets
vuile zolen, onderzijde van de staart, of andere delen van de pels.
Iets vuile
oren. Iets vuile geslachtsdelen. Iets vuil rond de anusopening. Iets
vuile
nagels, Iets lange nagels. Iets huidschilfering op de schouders of in
de nek.
Iets dun behaarde hakken. Iets kale plekje(s) welke nog door eht
omliggende
haar wordt bedekt.
Zware fouten:
Grote afwijking in type. Grote afwijking in bouw. Witte
vlek in de vlinder.
Ontbreken van doorn. Vastzitten van één of beide
oogringen aan de vlinder of
aan de oorkleur. Ontbreken van één of beide
wangstippen. Vastzitten van één of
beide wangstippen aan de oogringen. Te veel overtollige vlekken op de
kop
(vliegentekening.) Vlek of vlekjes in halsstreek of kin, die buiten de
vlindervleugels vallen. Oplopend wit of losstaande witte vlekjes op de
oren,
hoger dan 2 cm, van de oorbasis. Onderbroken aalstreep. Eén
of meer
kettingvlekken. Hieronder worden verstaan, vlekken die op een afstand
van 2 cm
of meer van de begrenzing van de aalsteep staan en zich bevinden op de
voorste
helft van de zijden. Minder dan drie zijdevlekken op
één of op elke zijde,
achterbeenvlek(ken) tellen niet mee. Te grove, samenhangende
zijdetekening. Eén
of meer vlekken op de voorbenen, op het ellebooggewricht of op de
borst. Het
ontbreken van zwart of roodgeel in één van de
tekeningbeelden, met uitzondering
van de wangstippen, bij de tekening zwart/roodgeel en blauw of geel in
die in
blauw/geel. Te veel witte haren in tekeningbeelden. Te lichte oogkleur.
Gekleurde nagel(s) aan de voorbenen. Zeer sterke vervuiling. Harde
mestballetjes aan de nagels. Te vet of te mager, waardoor aan de
conditie te
veel afbreuk wordt gedaan. Zeer lange nagels. Zeer slechte
pelsconditie.
Ernstige huidschilfers op het lichaam. Kale plek(ken) die niet door het
omliggende haar kunnen worden bedekt.
|



|